Ik ga maar weer eens openhartig met u zijn. 25 jaar lang ben ik een toegewijd zenbeoefenaar geweest. Sommigen zouden misschien zeggen fanatiek. Ik ben er vol ingegaan. Trainingen in Europa met allerlei leraren, Spartaanse kloostertraining in Japan, de hele flikkerse boel. Ik vond het niet leuk hoor, in Japan. Het was koud, het was hard, ik had heimwee, ik miste mijn dochter en later ook mijn zoons. Maar ik was ervan overtuigd dat het goed was. En ik wilde koste wat kost mijn training verdiepen en afmaken. Daar had ik me aan gecommitteerd, dat zou ik doen.
Ik heb ook een clubje opgericht hier in Nederland, waar we samen gingen zitten. Omdat ik recht vanuit m’n hart volledig overtuigd was van de absolute waarde daarvan.
Maar nu weet ik het niet meer.
Niet dat ik spijt heb van mijn inzet. Ik heb een jongensdroom vervuld. Hoeveel mannen kunnen dat nou zeggen? Niet zoveel misschien. Ik kan trots zijn, tevreden terugkijken eventueel. Maar ondanks dat krijg ik nu mijn welverdiende midlifecrisis. Dacht dat ik daar wel aan voorbij zou mediteren, maar nee. Ik hoef geen Harley hoor, dat niet. Een jongere vriendin zou ik natuurlijk niet afslaan, maar dat terzijde. Belangrijker is die beruchte vraag: waartoe was dit alles? Wat heb ik gedaan? En ís dit alles?
Dit blijkt niet alles. Zitten is fundamenteel waardevol, dat betwist ik niet. Maar mijn heilige vuur, mijn volle en diepe overtuiging dat zen het hélemaal is, is gedoofd. Ik kán het niet meer. Kan het niet meer opbrengen om de zenweg met verve en onverdeeld enthousiasme te delen met mensen. Er is iets meer, ik weet alleen niet waar.
Ik wil niemand ontmoedigen of op verkeerde gedachten brengen. U bent zelf mans of vrouws genoeg, dunkt mij. Maar voor mezelf ontdek ik een sterke eenzijdigheid in de zenweg zoals ik die tot nu toe ben gegaan. Het was met de beste bedoelingen, en ik had de illusie dat ik niet méér nodig had, dat niemand meer nodig zou hebben. Maar dat is niet zo. Ik put nu uit heel andere bronnen en ontdek en ontwikkel daarmee heel andere dingen. Liefde, nabijheid, en het oplossen van tendensen in mezelf die ik totaal niet in het vizier had, laat staan dat ik er iets aan had kunnen doen. Sommigen zeggen dat het boeddhisme die kwaliteiten óók ontwikkelt. Ten dele is dat zo, ten dele blijven er in meditatie belangrijke dingen onaangeroerd.
Het is me volkomen onduidelijk waar dit toe gaat leiden. Het is een beetje niemandsland nu, een beetje spannend. Ik ben bang dat ik deze column met een cliffhanger moet eindigen, terwijl ik het anders altijd zo goed weet. Maar ik weet het niet zo goed, nu. Komt hij terug bij zen en is dit alleen maar een tijdelijke toestand? Gaat hij zen vaarwel zeggen? Blijft ‘ie zelf zitten, maar stopt hij zijn missiewerk? Komt er iets anders?
Het zijn spannende tijden. Voor het boeddhisme in het westen, voor het boeddhisme als leke-praktijk, voor het boeddhisme als trainingsvorm voor drukke westerlingen. Wat zijn onze vragen, waar vinden we onze antwoorden? Een zen-vraag luidt: De wereld is groot en wijds, waarom doe je je meditatiekleding aan als de bel klinkt?
De wereld is groot en wijds. En de volle rijkdom van het mens-zijn wordt niet gerealiseerd door boeddhistische beoefening alleen.