Shin-san, een Japanse zenmonnik, bezocht eens een zengroep in het westen.
Shin-san is een gewone vent die graag vanilla-coke drinkt. Dat is nog niet zo gemakkelijk voor een Japanse zenmonnik, want dat verkopen ze niet in Japan. Shin-san is bovendien een gewone vent die graag een vriendin zou hebben. Ook dat is nog niet zo gemakkelijk voor een Japanse zenmonnik. Want zenmonniken worden namelijk zenpriester en zenpriesters moeten voor hun tempel zorgen en kunnen niet zomaar twee weken naar Europa zoals andere Japanners tegenwoordig. Dus liggen ze niet zo goed bij de Japanse meisjes. Iets voor een variant op ‘boer zoekt vrouw’ misschien.
Hoe dan ook. Shin-san bezocht eens een zengroep in het westen. De mensen in die groep waren nogal onder de indruk, want hoewel hij een gewone vent is ziet hij er ongewoon uit. Hij is kaal en draagt een donkerblauwe jurk. Dit leverde hem onvoorwaardelijke verering op. De groep wilde graag een tekst reciteren ter ere van zijn bezoek, en Shin-san vond dat prima, dus hopla, de hartsutra. Daar ging het even mis. De 2 beats-per-minute-versie van de westerse zengroep stond in schril contrast met de 200 bpm-versie van Shin-san. Helaas heb ik het verhaal ook maar van horen zeggen, dit zijn toch wel de krenten in de zen-pap :-).
Vorige week deden we een retraite in Steyl, een plaatsje bij Venlo. Dat was een groot succes! Er waren bijna 50 mensen uit bijna 6 landen, en toch was het een groep die samen geconcentreerd zazen beoefende gedurende vier dagen en nachten. De diepte en de stilte die daaruit voortkwamen werden gedurende de retraite steeds voelbaarder.
Er was ook een non uit Duitsland die 17 jaar in een Japans klooster had doorgebracht. Haar jurk is net zo blauw en haar hoofd net zo kaal als dat van Shin-san. Maar wat voor hem logisch en natuurlijk is, namelijk het opvolgen van zijn vader in de tempel, is voor haar een strijd, de strijd die samenhangt met de overgang van het boeddhisme van Azië naar het westen, van een klooster- naar een lekepraktijk.
Want wat voor rol kun je hier hebben als zen-non? Kun je hier leven van het geven van zen-lessen? Ik heb het haar afgeraden. Zoek een baan en doe het ernaast, gaf ik als welgemeend advies. Maar dat was lastig: ze mag van haar zenmeester als non niet werken. Het devies van die meester is: ‘Als je goede dingen doet voor de samenleving, betaalt de samenleving je terug’. Dat lijkt me wat gemakkelijk. Misschien kunnen sommigen daarin succesvol zijn en sponsors vinden die kastelen, landgoederen of stukken van een eiland willen doneren voor de dharma, de boeddhistische leer, maar zoiets is vast niet voor iedereen weggelegd. De non worstelde ermee. Wat te doen, hoe te starten in het westen, na 17 jaar klooster, in een dure stad in het zuiden van Duitsland? Ze had gestudeerd, maar zou ze daar wat mee gaan doen?
De worsteling van deze non toont de betrekkelijkheid van de monastieke zentraditie. Wij zitten hier in het westen te vaak te denken dat we wel leuk aan het rommelen zijn, maar dat het echte heil te vinden is in de kloosters van het verre oosten. Als je dáár eenmaal bent geweest en dát eenmaal hebt gedaan, dan regent het niets dan goud op je pad.
Maar zo simpel is het niet. Jouw boeddhistische beoefening en jouw levensweg moeten in een gezonde balans zijn. Die balans, de wegingen en afwegingen die je daarbij maakt, zijn voor ieder anders, uniek en individueel. Dat is de grote uitdaging van de leketraditie die het boeddhisme in Europa ís. De grote uitdaging en tegelijk de grote kracht. Je kunt die uitdaging aangaan en vormgeven bij elke stap die je zet. Als je daarbij dezelfde diepte kan realiseren als die waarom de kloostertraditie bekend staat, creëer je een boeddhisme dat zijn weerga niet kent. Niet op een berg in Kyoto, maar heel gewoon, op de wc, in de trein, en bij de supermarkt om de hoek.