Troostvogels lopen achter Bach om door het plantsoen. De zon komt op. Ze brengen leven in de wintersneeuw en uit het raam kijken is genoeg om tranen te laten wegstromen, elke vogel één. Weemoed blijft, in herinneringen en de ongrijpbare vloeiïng van alles. Waar je gaat, waan je je soms geborgen, maar altijd weer komt meedogenloze naaktheid, pijnlijke vrijheid die alles onthult, grenzeloos. Wat je wilt grijpen, glipt stil voorbij, voor je er erg in hebt blijf je alweer achter. Blijf kijken! Niet weglopen. Niet opvullen. Dit is het.
Waar is ze niet, de grote twijfel?
Beter dan de bouwwerken van onze gedachten, de luchtkastelen van onze geest, de opvulling van onze leegte. We zijn onze eigen louche projectontwikkelaar. Het is alleen maar de vraag wanneer ons balkon neerstort, wie het eerst de haarscheurtjes in het betonnen dak van onze parkeergarage ontdekt. De ontdekking van de hel. Blijf kijken. Niet weglopen. Dit is het.
Telkens weer verliezen. Heb je er één, ik geef je er één. Heb je er geen, ik neem hem je af.
Waar is ze niet, de grote leegte?
Middenin die ondraaglijke lichtheid ontstaat plotseling iets, klein en onooglijk. Zonder tussenkomst komt ze tot bloei, telkens weer als je niks vraagt en niks wilt. De hele wereld licht op, licht je op, de schrijnende waarheid baadt plots in een avondlicht dat verzacht en vervult. Jouw plaats, dezelfde plek, van een onherbergzaam universum naar een levende stroom, rechtstreeks uit de bron waar jij terugstapte en je gewonnen gaf, na een uitputtende strijd.
Waar is ze nou niet, de grote bevrijding?
De zon gaat onder. Kramsvogels en staartmezen in tegenlicht spoelen de kamer binnen en vermengen zich met Allegri’s Miserere. Tijd om eten te koken.
De ontdekking van de hemel. Blijf stil. Niet weglopen. Dit is het.