Dit is geloof ik de tweede keer in mijn geschiedenis als radiocolumnist dat ik u rechtstreeks aanspreek. De eerste keer ging het over of zen wel of niet nuttig is. Ik wilde u graag over de voordelen van zen vertellen, maar puntje bij paaltje lukte dat helaas toch weer niet.
Nu gaat het over iets anders.
In m’n vorige column kondigde ik al aan te stoppen met m’n zenclub. Ditmaal boor ik u ook verdere radiocolumns door de neus. Schluss, zoals onze oosterburen het zo treffend weten te verwoorden. Ik val maar met de deur in huis, dat doet het minste pijn. Voor mij dan hè, u krijgt gewoon een andere columnist binnenkort, en dat gaat natuurlijk weer schitterend worden, dus niet getreurd.
Maar net als ik met m’n zenclub ben uitgeorganiseerd, zo ben ik hier, met de radiocolumns, uitgepraat. Natuurlijk kan ik wel weer wat nieuws verzinnen elke keer, bijvoorbeeld een strakke column over het ontbreken van de ander in zen-expressies over de al dan niet uiteindelijke realiteit, maar goed, dat kunt u zelf ook nog wel bedenken. Leven is liefde en de zentraditie mist daar nog wel eens een slagje, daar gaat het steeds maar over bergen en rivieren en dat soort solipsistische toestanden. Niet zo gek ook, want wie hebben die traditie vorm gegeven? Precies. Zenmeesters en zenmonniken. En wat is het kenmerk van zenmeesters en zenmonniken? Precies. Een gebrek aan liefde, relaties, seks en eventueel kinderen.
Maar goed, dit terzijde. Natuurlijk kan ik elke keer wel weer wat nieuws verzinnen. Maar misschien is het ook wel eens leuk om een tijdje niks in een woordvaatje te gieten. Een tijdje niet elke maand de thermometer in de bips van mijn zenbeleving. Een tijdje ongestoord kolken en gisten.
En van wat me nu het meeste bezighoudt valt toch weinig columnistische chocola te maken. Ik schets het even voor u uit. Mijn worsteling met het leven, m’n onzekerheid bij mijn geliefde, m’n verlangen en verdriet – het is allemaal heel mooi, van een afstandje, maar van dichtbij een draaikolk – en graag wil ik veel met u delen, maar dit is zo intiem, en soms weet ik het zelf niet eens. Dit ben ik. Dichterbij kan ik u niet laten komen. Ik zoek maar wat, begrijp maar weinig en wil soms het liefste in een hoekje zitten huilen eigenlijk, of naar de vogels luisteren, of Monteverdi. Ik ben niet zo’n man van de wereld, ik beheers het leven niet. Ik verwonder me, kijk met grote ogen en verbaas me er soms over hoe goed ik nog ben terechtgekomen. Als in een droom.
U moet niet denken dat ik de weg kwijt ben. Dat is niet zo. Maar ik zoek wel. Lang wist ik van alles, nu niet meer zoveel. Dus misschien is het nu tijd voor een nieuw iemand die van alles weet, of niks weet en daarover wil vertellen, dat kan ook. Dan kan ik gewoon m’n kinderen troosten als ze gevallen zijn, mijn oudste zoon loslaten die bij m’n dochter gaat logeren en met de jongste een robbertje vechten.
Graag wil ik u hartelijk danken voor uw aandacht in de afgelopen jaren. Het was mij in ieder geval een waar genoegen. Wie weet tot wederhoren. Maar hoe dan ook, veel geluk. Het ga u goed.