Laatst zette een buurtbewoner mijn moeder onder druk om een buurtkind te verzorgen, omdat hij zelf weg wilde. Later beledigde hij mijn moeder. Ik zal u haarfijn uit de doeken doen hoe boeddhistische compassie in zo’n situatie werkt.
Het jochie was aan de zorg van buurman toevertrouwd omdat de ouders van het knaapje beiden werkten, die dag. Buurman heeft zelf ook twee kinderen en hij wilde daarmee weg. En hij vond mijn moeder wel handig om het derde wiel aan de wagen over te nemen.
Volgt u het? Oma zorgt voor kleinkinderen, buurman wil dat ze ook nog even de zorg op zich neemt van een wildvreemd joch. En toen oma nee zei was buurman een beetje gepikeerd. Hij begon aan te dringen: hij kan hier toch wel een boterham eten, of niet soms, vroeg hij retorisch.
Mijn moeder staat haar mannetje en laat niet over zich heen lopen. Nee is nee. En buurman droop af, onverrichter zake maar verontwaardigd omdat mijn moeder niet deed wat hij wilde.
Bij een onbekende oudere dame gaan lopen drukken om je zin door te drijven. En vooral blijven aandringen, ook al zegt ze nee. Lompheid en gebrek aan fatsoen, iets anders kan ik er niet van maken. Zoiets doe je gewoon niet. En als je aan mijn moeder komt, kom je aan mij. Dus die avond ben ik naar buurman toe gegaan.
Buurman was niet van plan om zich te verexcuseren of zelfs maar zijn kardinale vormfout in te zien. Sterker, hij riep dat het argument dat mijn moeder gebruikte om niet voor het jochie te zorgen een ‘lul-argument’ was. Het lijkt me toch niet dat ze zich nou ook nog moet gaan verantwoorden, of wel soms? Onbegonnen werk, zo’n figuur, in de categorie eens een klootzak, altijd een klootzak.
En hier komen we dan aan de kern van het verhaal, en hebt u dat nou ook weleens? Denkt u dan ook, ach, het is zijn eigen opvoeding en achtergrond, iedere mens is een boeddha, ik bezie dit met mededogen?
Nou, ik niet! De keren dat ik de buurman voor mijn geestesoog in zijn kloten heb getrapt, met zijn lelijke chagrijnige rotkop tegen een ijzeren paal aan heb geramd tot het bloed eraf droop, verrot heb gescholden in de trant van ‘wat heb je daar voor kankergezwel op je schouders, o, het is je hoofd’ en een molotovcocktail door zijn voorruit heb gegooid zijn talloos. Zazen is daarbij overigens zeer behulpzaam, je ontkomt niet aan je eigen fascistische fantasieën.
Ik was ook echt opgefokt, echt, ik kan niet geloven dat er in onze straat dit soort lompe lamlullen wonen. Hij moet dood!
Zo. En wie helpt dit nu? Ik denk niemand. Natuurlijk dóe ik al die dingen niet, die ik net zei. Maar het zit er blijkbaar wel. Moet ik nu meer gaan mediteren, om dit met de mantel der boeddhistische compassie te bedekken? Natuurlijk niet. Bergen zijn bergen, rivieren zijn rivieren. En lompe klootzakken zijn lompe klootzakken. En die mogen erkend worden in hun volledige klootzakkerigheid. Alleen moet je zorgen dat je er zelf niet meer last van hebt dan zij. Branden in de hel doen ze toch al, dat hoef jij niet te doen omwille van hen. Dus, ff dimmen en kijken of je je woede een beetje kan laten zakken. In je buik. Kijken, kijken en nog eens kijken. Dat is mijn taak, zoveel is me wel weer duidelijk geworden. Héé, misschien is de buurman wel een bodhisattva die me helpt op de zen-weg. Zit ik me nu net te bedenken!