Soms geef ik zentrainingen voor bedrijven. In die hoedanigheid had ik vorige week een gesprek. Vol vuur vertelde ik dat het er om gaat dat je stopt en kijkt naar wie je bent op dít moment. Niet de ideale situatie in de toekomst, niet naar voren rennen en zen gebruiken als het zoveelste middel tot verbetering, maar zien wat er is, hier en nu.
Ik heb ook tegen ze gezegd dat je vervolgens met meer plezier je doelen kunt bereiken, met oog voor de situatie, openheid, samenwerking. Dat is een concessie, het gaat er tenslotte in het Boeddhisme niet om dat je met meer plezier je doelen bereikt. Maar vooruit. Er zijn een paar positieve bijwerkingen te benoemen van boeddhistische meditatie, en openheid, frisheid en balans horen daar bij. Een beetje water bij de wijn mag misschien wel.
Hoe dan ook, ze vonden het boeiend om te horen. Ik ook om te vertellen, dus het klikte. Maar toen keken we even naar de toekomst (stiekem toch!). Want hoe moesten ze dit nu uitleggen aan hun collega’s: we gaan stilzitten en naar onszelf kijken. Punt. Maar wat is het nut, wat levert het nou op?!
Bij zo’n vraag kom ik in een zekere gewetensnood. Natuurlijk kun je wel een nut verzinnen. Maar het zou zo ontzettend jammer zijn als je mensen op die manier moet motiveren om te gaan zitten (dat wil zeggen, mediteren)! Luister, zeg ik, je breekt door het valse idee van een zelf heen. Je vindt vrijheid, hier, waar je staat!
Je laat blinkend goud zien, maar mensen willen roestig oud ijzer. Stressreductie, het benutten van potentieel, emotionele weerbaarheid, zodat ze nog effectiever en efficiënter kunnen presteren en produceren.
Ik zou ze uít dat paradigma willen sleuren, de intrinsieke rijkdom van het leven zelf willen laten zien en proeven. Een nieuw perspectief, puur zijn, échte vervulling. Zon door de bladeren, de zweterige hoofdjes van je kinderen die net binnenkomen, een kop koffie verkeerd. Maar dat soort dingen is in bedrijfseconomische termen natuurlijk niet te verantwoorden.
***
Mijn vriend Harm is een typisch geval van eigenwijs. Vroeger zaten we samen in Amsterdam, maar hij heeft 16 jaar lang geen zen beoefend omdat hij de zin er niet van inzag. Waarom niet? Nou, dat opheffen van het lijden waar het Boeddhisme zo de mond van vol heeft, dat was aan hem niet besteed. Ik weet wat pijn is en wat lijden is, zegt hij, en ik kíes ervoor. Ik heb vrede met mijn lijden, ik hóef er niks mee.
Dat zei hij laatst ook tegen Jeff Shore, een zen-vriend van ons. Die zei: prima. Maar kijk eens om je heen dan. Hoe staat het met het lijden van al die anderen?
En dáár had ‘ie me, zei Harm. Als een vlinder die je met een naald op een kurkje prikt. Dát drijft me, dát grijpt me.
Hij is weer elke dag gaan zitten, dwars door de pijn van zijn niet al te beste fysieke gesteldheid heen. Eerst dacht hij nog dat ’t een bevlieging was, maar nu staat hij elke dag om zes uur op voor een uur zazen.
De meeste mensen komen tot zitten uit ik-gerichte motieven. Ontspanning, balans, geluk, winst. Degenen die het lijden van de mensheid als hun diepe basisvraag hebben zijn dun gezaaid. Maar dat is waar écht Boeddhisme begint en eindigt.