_ Moet je een traditie volgen of niet? Die vraag stond niet bepaald voor op m’n netvlies toen ik op m’n 18e Janwillem van de Wetering’s ‘De lege spiegel’ las. Maar de kracht van de Japanse zentraining die uit zijn boek naar voren kwam, sprak me mateloos aan. Daar en toen was ik verkocht, nauwelijks het magisch-realistische wereldbeeld van m’n jeugd te boven. Kapleau’s Drie Pijlers gooiden nog wat extra olie op het vuur. Een jongensdroom, dat was het. Een mystieke wereld van onpeilbare ervaringen en diepe verlichting. Dat wilde ik ook wel, het trok mateloos.
Dus ik ging. Dat duurde nog wel een paar jaar, maar de drang werd er niet minder om. En traditie, ja, dat bleek het te zijn, daar aan de andere kant van de wereld.
Hogedruk-ketel Japanners zijn meester in het behouden van tradities. Ze maakten in de jaren ’80 school met het kopiëren en perfectioneren van westerse technologie, maar tegelijk bestaan er daar zenkloosters waar al acht eeuwen lang min of meer hetzelfde gebeurt. In één van die kloosters kwam ik terecht. Je hoort weleens dat kloosterzen in Japan op sterven na dood is, maar toen ik er eenmaal middenin zat, was het springlevend. Het dagschema is redelijk zwaar, zeker als je vers bent ingevlogen uit een comfortabel huisje in Utrecht, maar evengoed voor de monniken. Maar toen ik een tijdje meedraaide begon ik de subtiliteit van de dagindeling, de opeenvolgingen en afwisselingen, te zien en waarderen. De training is een hogedruk-ketel. Geen vrije tijd en een constant keurslijf, weinig slaap. Je ziet de monniken als grijze muizen binnenkomen, en een half jaar later staan ze met een krachtige uitstraling stevig in hun strosandalen. In die zin werkt het als een trein, kloostertraining.
Er zitten ook nadelen aan tradities. Al sinds jaar en dag slaan de ‘hogere’ monniken de groentjes bont en blauw als ze bewegen tijdens zazen. En ook als ze niet bewegen trouwens. Of als ze bij het reciteren van de sutra’s een foutje maken. Of als ze een hoopje bladeren zijn vergeten op te ruimen na het vegen ’s morgens. Over die fysieke hardheid dacht ik weleens: eigenlijk zou Amnesty International hier een rapport over moeten maken. Daar komen ze nooit mee weg! Maar het gaat van generatie op generatie – de jonge monniken krijgen van de ouderen voor hun kiezen wat ze zelf ook hebben meegemaakt. Uithouden en doorstáán, en er aan de andere kant beter uitkomen, dat is de filosofie. Lukt niet altijd, ik heb ook weleens een monnik gezien die toch wat getraumatiseerd raakte in de loop van zijn ontgroening. Overigens is die harde benadering niet voorbehouden aan het klooster, de hele Japanse samenleving kan er wat van. Ook in ziekenhuizen bijvoorbeeld schijnen de co-assistenten snoeihard te worden aangepakt.
Herijken Moet je zo’n traditie volgen of niet? Geen idee. Ik vond het nooit leuk, ik had altijd heimwee, maar toch wilde ik het doen en het was ondanks alles een droom die uitkwam. De koantraining was streng, veel strenger dan ik had meegemaakt bij westerse zenleraren, waar nog wel eens een half antwoord werd ‘goedgekeurd’. Het zitten was pijnlijk en het slaapgebrek groot, maar dezelfde kracht die ik bij de monniken zag, voelde ik zelf ook, vooral als we na een sesshin een middagje vrij kregen en we de stad in mochten – vanwege het contrast waarschijnlijk.
Jaren later ontdekte ik dat mijn heiligsten der heiligen, de grote zenmeesters en zenbeoefenaren uit het verleden, maar meer nog, diegenen die me na stonden, ook zo hun hardnekkige onhebbelijkheden hebben. Misschien nog wel meer dan anderen, en misschien zijn ze zich er wel minder bewust van, in een door diepe samadhi aangemoedigde waan van onfeilbaarheid. Dat was even herijken, en dat is zacht uitgedrukt. De traditie bleek beperkt, misschien zelfs wel gehandicapt.
Lippendienst Blijkbaar leidde de weg die ik ging niet naar het doel dat ik had. Natuurlijk wilde ik ‘verlicht’ worden, ontwaken, maar wel graag als een goed mens. In de wisselwerking met mijn toenmalige leraar merkte ik dat dat nog niet zo vanzelfsprekend was. Hij was iemand de de hele weg was gegaan, in Japan, in de traditie. Hij was ook iemand die ik altijd heel erg had gewaardeerd, als vriend en leraar. Maar op een gegeven moment bleek toch dat ook hij wel behoorlijk scherpe randen en uitsteeksels had. Ik schets het maar even vanuit mijn perspectief - grote blinde vlekken, niet bereid of in staat die onder ogen te komen, sociale ongemanierdheid en een muur van ongevoeligheid. Hoe kán zoiets? Het is toch allemaal compassie en medemenselijkheid wat de klok slaat in het boeddhisme? Nu terugkijkend ben ik soms bang dat ruim 99,9 procent daarvan lippendienst is. En dan zijn we toch weer terug bij onszelf. Onze eigen inspanning, onze eigen overgave, onze eigen bereidheid om onze eigen blinde vlekken te ontdekken en verzachten. Daar blijkt wat mij betreft ook de lacune in de Japanse zentraditie: die is heel goed in de diepte, in het komen tot niet-zelf, maar misschien minder toegespitst op het leven, het tot bloei brengen in je handelen. En pas dáár begint het.
Wat zijn dan wegen die in dat opzicht naar Rome leiden? Hoe komt de bloei? Is er iets buiten of voorbij de traditie dat daaraan zou kunnen bijdragen? Ongetwijfeld is dat voor ieder anders. Voor mij bleek psychotherapie erg behulpzaam in het ontdekken en tegen het licht houden van m’n eigen ingesleten gedrag en afweermechanismen. Ik ontdekte dingen die ik in 25 jaar zen niet had gezien – helemaal aan voorbij gezeten! Dat was een verademing en ik hoop niet alleen voor mezelf. Ik ontdekte dat ik toch nog een flinke laag over mezelf heen legde, beetje stoer doen, beetje weglachen, en daar is misschien een heel klein beetje van opgelost. Misschien is in brede zin een vorm van zelfontdekking, naast het zelfverlies waar de traditie zich primair op richt, wel heel vruchtbaar voor boeddhistische beoefening in het westen. Want je kunt honderd keer zonder zelf zijn, tegelijk sta je als mens, als individu, in de wereld, met je kwetsbaarheid en verhardingen. Dat is een andere ‘dimensie’ en die vraagt om een eigen benadering. Zoveel mensen zoeken in zen de oplossing van hun wringen. Maar die oplossing ligt daar niet. Of maar ten dele. Of integendeel.
Los Nu laat ik alles weer los. Je kunt geen sporen trekken in het water. Dimensies zijn niet meer dan werkhypothesen. De werkelijkheid, het bestaan, is zo subtiel, veelzijdig, veelvormig en ongrijpbaar. Zen kan je leven verrijken als je het oprecht beoefent. Psychotherapie kan je zicht op je zelf vergroten en daardoor je leven verrijken, als je het oprecht en onder goede begeleiding beoefent. Maar garantiecertificaten zijn er niet. Onze beweegredenen zijn diep en vaak duister. Wat het meest intiem is, is ook vaak het meest onzichtbaar. We blijven altijd feilbare mensen. Altijd. Er is geen plek waar je naartoe kunt waar dat stopt, waar blijvende vervulling je deel is. Misschien is het met tederheid kijken naar die onvolkomenheid wel het meeste en mooiste dat je kunt doen. Met tranen in je ogen je verlangen zien. En dan is dat de zachtheid van zen. Het ontwikkelen van die zachtheid kun je alleen maar zelf. En garanties zijn er niet.