Gisteren ging ik iets drinken met een vriendin. Het ging over de kinderen natuurlijk. Hoe ze elkaar het leven zuur maken en hoe ze voor elkaar door het vuur gaan. En het ging over onze huwelijken, het hare levend, het mijne voorbij, hoe we ons soms ergeren aan de ander, en hoeveel we van ze houden. En over zen. Ik ken haar al sinds haar Bhagwan- en mijn Krishnamurtitijd, de tijd vliegt, nu zijn ze allebei dood, en wij ouder en ouders.
Ze vroeg zich af hoe dat nou zat, met zen en psychotherapie. Ik doe het eerste, zij het laatste. En ze geeft mindfulness. Een deelneemster daaraan, die ook al lang zen beoefende, at veel koekjes als een collega een rotopmerking maakte. En was zich niet bewust van het onderliggende proces. Mijn vriendin kon daar niet bij. Hoe kan dat nou, als je in het hier en nu leeft en bewust, vroeg ze.
Ik dacht dat het hierdoor kwam: in zen zit je voorbij je gevoelens, emoties, patronen. In de meditatie richt je je op de ademhaling en leg je de rest als niet ter zake terzijde. Het gaat om de directe ervaring van wat is. Het bestuderen van je emoties en patronen is meer je ik, en daar wil je nou juist vanaf. Het was interessant. In mindfulness ga je wél met je patronen aan de slag, zei ze, vooral op de manier zoals zij het gaf. Even dacht ik een oplossing voor vele problemen te hebben gevonden. Zou dit dan de langverwachte combi zijn van komen tot een gezonder zelf én niet-zelf? Even verderop werd die hoop de bodem ingeslagen. Juist die opening naar niet-zelf miste mijn vriendin in haar mindfulness. En juist die opening naar een gezonder zelf mis ik in zen, in ieder geval ten dele. Ik bedoel, na vele jaren zen nog steeds je frustratie bedelven onder koekjes. Of zoals ik, na vele jaren zen nog steeds niet in staat om een stabiele liefdesrelatie te hebben. Dat zit dan toch diep weg en moet blijkbaar op een andere manier aan het licht komen.
Een goede bekende mailde me pas het volgende: ik heb er tijdens deze retraite van genoten ook wat psychologische dingen door te werken. En hij vervolgde: Als we in de beoefening alles geven in alle nederigheid, hebben we plotselinge doorbraken. Maar gaandeweg, soms onzichtbaar, ontwarren onze psychologische knopen zich ook.
In mijn ervaring is psychologisch werk nauwelijks een genot op zichzelf. En is het soms niet mogelijk om dingen op jezelf op je zitkussen op te lossen. Als zen-fan had ik het graag anders gezien, maar je kunt niet alles hebben.
Voorlopig ploeter ik dus, tussen kussen en bank. Me afvragend wat zen vermag, ontdekkend wat westerse tradities bieden, strevend naar zachtheid en heelheid. Hopend niet huilend tussen aarde en hemel te staan tot de dood. Goed vaderschap pogend en stil verlangend. En ja, genietend ook. Mateloos genietend.