Jaren waren we een baken op woelige baren. Een licht in het diepe duister van Nederzenland. Basale, stevige zen zonder extra’s. Gedreven, eenvoudig en relativerend. Zonder een zweem van zweverigheid.
Jaren dus, om precies te zijn vijftien. In het voorjaar van ’95 zaten we voor het eerst, op een zolder in het Yoga Centrum in Utrecht. Het plan was simpel, een groepje mensen om samen mee te zitten. Het werd iets meer. Ik denk dat het veilig is om het er nu eens over te hebben, straks zal duidelijk zijn waarom.
Daar zaten we, met inzet en zonder pretentie. We deden dingen voor beginners en dingen voor geoefenden. We organiseerden lezingen, deden dagen, met en zonder Jeff of Ton, intensieve 24-uurs zitten, we vertaalden, experimenteerden, vonden, verloren en hervonden vormen, zetten retraites op poten (een week met je poten in de knoop) en braken ze weer af om het jaar erop van voren af aan te beginnen, en nog veel meer. En het allerbelangrijkste: soms hadden we een feest, en soms dronken we een biertje. Vriendschappen voor het leven groeiden, in en buiten het zitten, en liefdes, soms voor het leven en soms ook niet, zo gaat dat helaas.
Het was een geweldige tijd. En het blijft ongetwijfeld een geweldige tijd. Het is altijd weer nieuw en het gaat altijd door.
Maar ik stop. Voor nu. Voor even of altijd. Althans, met organiseren en orkestreren. Vijftien jaar lang had ik toch een beetje de leiding van die club. Ik richtte op, initieerde en begeleidde. Omdat ik het zo leuk vond, omdat ik zoveel vuur had en misschien ook wel een beetje omdat delegeren niet mijn sterkste kant is. Hoe dan ook, ik heb er met volle overtuiging alle energie ingestoken die ik had.
En nu wil ik andere dingen gaan doen.
Niet meer de financiële en organisatorische rompslomp, het gaat en ging tenslotte altijd om het zitten zelf, het delen van die bijzondere activiteit met anderen. Maar zelfs dat hoeft niet altijd voetstoots en vanzelf. Er niet meer vanzelfsprekend hoeven zijn, er niet meer vanzelfsprekend zijn. Het lijkt me heerlijk, eerlijk gezegd. Niet meer zen als heiligste der heiligen, maar het leven zelf, de gerichtheid op mens zijn, op het goede doen. Hoe dat er uit ziet en wat daar voor nodig is kan en wil ik in alle vrijheid en ongebondenheid verder ontdekken, alleen, verstild, dichtbij mijn hart, en samen met anderen, evengoed verstild en dichtbij, intiem. Het zitten blijft, zoveel is zeker.
En misschien ben ik het na een paar weken al zat, kruipt het bloed waar het niet gaan kan en zit ik weer met iedereen overal. Of blijft het stil, jarenlang, totdat er weer een vlammetje oplicht en dingen opnieuw bewegen. Voor nu heb ik gekozen. Voor rust. Eenvoud. Vriendschap. Vaderschap, liefde en leven.
Leven, als mijn dochter me bij de hand neemt en rondleidt door Londen, haar stad. Me haar vrienden voorstelt in de pub en we samen bier drinken. Leven, als mijn jongste zoon een Drakenkrant maakt over zijn oorlogswonden, en hij die dan puntje bij paaltje toch niet aan de juf durft te laten zien. Leven, als ik met m’n geliefde een dvd kijk en er stukjes van mis omdat zij er is. Leven, als mijn oudste zoon op sublieme wijze een dubbel schot op doel weet te blokken met twee schitterende duiken. Dán, ja, dan leef ik.
En dat ga ik doen. Even onder voor een jaar of wat fustrijping. Wat goed is voor cognac kan niet slecht zijn voor een mens. Als het klein hoefblad is uitgebloeid komt onherroepelijk de pinksterbloem.