Iedereen die een béétje meditatie-ervaring heeft weet dat je niet moet streven. Zelfs als je alleen maar iets over boeddhisme hebt gelézen weet je al dat het gaat om loslaten en in het hier en nu zijn. Zoals een oude zenmeester zegt: ‘Als je probeert om je erop te richten, ga je ervandaan’. Prachtig.
Pasgeleden deed ik een intensieve zentraining. Ik heb m’n benen tot wiebelige elastieken gezeten, m’n billen tot keiharde keien. Dag en nacht heb ik doorgezeten, en toen ik helemaal uitgeput was heb ik een paar uurtjes geslapen. Toen ben ik weer overnieuw begonnen. Ik bedoel, als je op een intensieve retraite bent, doe dan gewoon een intensieve retraite. Pak niet elke koffiepauze en elk halfuurtje slaap dat je kunt regelen. Gá ervoor, zet je in. Zónder verwachting, zonder te streven.
Maar dat laatste, niet streven, dat ontbrak er een beetje aan deze keer. Om heel eerlijk te zijn: ik had een tórenhoge verwachting! Deze keer kán het lukken, maakte ik mezelf wijs. Ik hoef niks te organiseren, niks te regelen, zelfs niet de tijd bij te houden. Andere mensen doen al die dingen. Ik hoef alleen maar te zitten. Een uitgelezen kans!
Deze keer kán het lukken. Met die vastberadenheid ging ik de retraite in. Deze keer kán ik eindelijk, na al die jaren, dóórbreken, zien wie ik wérkelijk ben, jeweetwel. Nou, mooi niet dus. Hoezeer ik ook m’n best deed en er volledig in dook, puntje bij paaltje was het allemaal weinig verheffend. Er gebeurde helemaal niks, althans, niet dat waarop ik zo vurig gehoopt had. Niet dat waarvan ik vond dat het nu toch zo onderhand wel eens een keertje tijd werd.
Dus aan het eind van die dikke drie dagen was ik klaar voor de psychische schroothoop. Jawel. In tijden had ik me niet zo wanhopig en mislukt gevoeld. Want wanneer zou ik dit weer kunnen doen? En wie garandeerde me dat het dan wél zou gaan gebeuren? Misschien ben ik wel een hopeloos geval, ééntje in de categorie ‘sommigen van jullie zal het nooit lukken’ van Dogen, ook alweer zo’n oude zenmeester. Ik wenste mijn kinderen een verlichte vader toe, dat leek me wel gezond voor hun opvoeding. Niet de oude Ron, maar een nieuwe, frisse, bevrijde variant, een revolutionair design. En dat zat er voorlopig niet in, zoveel was duidelijk.
Gelukkig kon ik na een paar uurtjes de relativiteit van het hele verhaal wel inzien. Niks is blijvend, ook wanhoop niet. En m’n kinderen houden toch wel van me, en ik van hen. Dat scheelt. Eind goed, al goed.
Of toch niet? Ben ik nu geen arme misleide stakker, het mikpunt van spot van alle boeddha’s en zenmeesters?
Ik buig mijn hoofd in deemoed. En hoop intussen maar dat ik niet de enige ben die deze zonde kent. Of wel?