Een goeie vriend van me is pasgeleden zenmeester geworden. Dat klinkt raar, maar het is wel zo. Zen zit vol paradoxen en onbegrijpelijkheden, en dit is er één van. De vriend is nog steeds een vriend. Intimiteit in de zenbeoefening en jarenlang samen optrekken verloochenen zich niet zomaar. Maar hij is ineens ook een leraar met een onmiskenbaar Japanse inslag. En dat kan gaan wringen.
Want Japanse leraren kun je niet als vriend hebben. Die pakken je hard aan, zoals je in het klooster wordt uitgekafferd als je een paar blaadjes laat liggen bij het vegen. Blaadjes laten liggen is niet erg zen, dus de uitbrander is terecht. Maar niet vriendelijk.
Laat ik er niet omheen draaien. Ik ken de Japanse mores, maar toen hij zich ervan bediende schudde mijn beoefening op zijn grondvesten. Hij is een westerling, ik ben een westerling, ik woon in Nederland en als mijn baas vindt dat ik iets niet goed doe, dan zegt hij dat rustig maar gedecideerd. Ik kan daar dan naar kijken, er van leren en het de volgende keer beter doen. Maar om ineens de wind van voren te krijgen uit Kyoto is andere koek. Ik zal u de terminologie besparen, maar het was pittig.
En het schoot z’n doel dan ook mijlenver voorbij. Als dit de uitkomst is van decennialange zenbeoefening, wat dóe ik hier dan nog?, vroeg ik me af. Dit kán niet alleen maar nietsontziende compassie zijn. Wat zit hierachter?! Mijn vertrouwen in de vriend én in de uitkomst van de zenweg was stevig gebarsten.
Ik heb gemaild, want zo gaat dat dan tegenwoordig. Dat schoot aanvankelijk niet erg op. Te harde woorden, vond ik natuurlijk. Tekortkoming van mijn kant? Ja, vond ik ook wel, maar in mijn perceptie was het een klein voorval en het sop de kool echt niet waard. Doe éffe normaal, was kort samengevat mijn onuitgesproken reactie.
Maar in essentie was m’n vertrouwen weg. Voor het eerst in mijn leven twijfelde ik aan de uitkomst van de zenweg, voor het eerst sinds onze lange vriendschap wist ik niet hoe ik het had met mijn zenmeestervriend.
Pas toen ik dat schreef kwam er ruimte terug. Bereidheid te kijken naar de verpakking van de boodschap, een uitnodiging me uit te spreken als ik dingen zie die verkeerd zijn, de observatie dat de methoden revisie behoeven.
Dát was samen kijken, samen optrekken. Daar, in die intimiteit, in die uitgebalanceerde, zoekende en respectvolle houding, vond ik het meesterschap van mijn vriend terug, en verdiepte zich mijn vertrouwen, verder dan eerder. De overdracht van zen vanuit Japan naar het westen is ongelofelijk spannend. De verantwoordelijkheid van mijn vriend is groot en hij neemt ‘m bloedserieus. Botsingen tussen de Japanse en westerse geest, de Aziatische en Europese benadering, zullen nog vele malen plaatsvinden. Dat zal extra energie en inspanning kosten, maar het kan niet anders.
Ik heb me zorgen gemaakt. Maar zie nu de grootsheid van een man met een zware verantwoordelijkheid die zoekt, die probeert, op basis van wat híj kent en weet. Maar die openstaat voor nieuwe wegen. Ik zie nu, tot mijn opluchting, dat het niet domweg buigen is voor een rigide vorm, een Japans systeem waar wij hier geen voeling mee hebben. Het is een wederzijdse zoektocht naar nieuwe vormen. Die zoektocht kan alleen plaatsvinden in diep respect en grote eerlijkheid, én in de bereidheid je volledig aan elkaar te committeren. Ik kan niet eens een fractie uitdrukken van de dankbaarheid daar deel van te mogen uitmaken.