Vorige week was ik in Amersfoort bij een bijeenkomst met een Tibetaanse lama, lama Lobsang. Ik ben zelf een zennie, maar ik kan iedereen deze lama aanbevelen. Naast het soms troebele water van onze inheemse zentraditie is hij een toonbeeld van helderheid, eenvoud en compassie. Hij weet waar ‘ie het over heeft, en dat is wel eens anders.
Vaak hoor ik mensen die zich zenleraar noemen, of iets exotisch van gelijke strekking. Als ik dan luister naar wat ze te zeggen hebben, vraag ik me af waar ze het lef vandaan halen. De thema’s zijn alleszins interessant, maar – en laat ik het voorzichtig zeggen - ze lijken om de hete brij heen te draaien en de kern van het boeddhisme niet te raken.
Voor mij is een leraar iemand die het hart van de boeddhistische traditie belichaamt en doorgeeft, zoals dat van generatie op generatie gebeurt. Veel van de zogenaamde ‘leraren’ in Nederland lijken dat hart nog niet eens te hebben ontdekt, laat staan dat ze het kunnen doorgeven.
Natuurlijk geldt dat ook voor mij. Ik beoefen zen, en omdat ik het leuk vind om erover te vertellen en samen met mensen te zitten doe ik dat. En als ik zeg dat ik geen zenleraar ben, zeggen sommige collega’s: ‘Ach kom Ron, natúúrlijk ben je een zenleraar. Je vertelt mensen toch over zen? Nou dan!’ Leraar kan blijkbaar iemand zijn die een riedeltje wegkletst omdat ‘ie toevallig een jaartje langer zit dan de rest van de groep.
Persoonlijk houd ik meer van een wat voorzichtiger benadering van de term. Waarom met opzet inflatie creëren?
Ongetwijfeld heeft niemand kwade bedoelingen. En niks is mooier dan het delen van je ervaring op de boeddhistische weg met mede-beoefenaren. De pijn zit ‘m in de pretentie. Als ‘leraar’ claim je een positie, status, autoriteit, weet je meer dan de ander.
De overgrote meerderheid van de zogenaamde leraren heeft misschien vele jaren zit-ervaring, soms zelfs goedkeuring van hún leraar en de hele rataplan, maar mist net als ik de uiteindelijke doorbraak. En wat mij betreft is díe cruciaal, wil je een leraar zijn. (Overigens, áls die doorbraak er is, blijkt er vaak niet zoveel noodzaak meer om breed te doen over een zogenaamd ‘leraarschap’).
Ik vraag me serieus af: wie houd je nou voor de gek, jezelf of de anderen? Als je zelf niet helder hebt waar je staat (en je denkt dat je er al bent) is dat jammer, want dan wordt het moeilijk om je weg te verdiepen. Als je heel goed weet dat je nog een sprong te maken hebt, waarom noem je jezelf dan ‘leraar’? Leid je mensen dan niet een beetje om de tuin?
En even in de breedte: hoe kan het Boeddhisme ooit serieus genomen worden als maatschappelijke en spirituele stroming, als er zo achteloos wordt omgegaan met zo’n essentiële term? Als we toch weer gaan voor de naam, de faam, de pretentie, de roem, de status en het aanzien? Precies dat wat we willen doorsnijden?
Elke beginner met een overmaat aan zelfvertrouwen en een gebrek aan kritisch vermogen kan zichzelf leraar noemen. In het land der blinden is éénoog koning. Maar geef dan liever toe dat je een cycloop bent en pretendeer niet dat je perspectief kunt zien. Want vroeg of laat knal je tegen een boom.