Wat die tips in ieder geval opleverden was een hernieuwde nieuwsgierigheid naar het Nederlandse zenwereldje. Wat gebeurt daar eigenlijk tegenwoordig, en hoe gaat het met iedereen? Een kleine Google search levert toch weer een avondje ouderwets lekkere ergernis op. De exotische namen en dito jurken vliegen je nog steeds om de oren. Had ik niet al eens gezegd dat dat zelfs in Japan een anachronisme is? En hier behalve dat een anaculturisme, als die term al zou bestaan? Nou dan. Fuk de jurk, n... de naam (en laat dit asjeblieft niet aan mijn zoons lezen). Gewoon jezelf zijn is genoeg.
Wat verder opvalt is de hoge profileringsdrang van veel boeddhisten en groepjes. We doen heel gewichtig, want het is toch zeker niet zomaar wat, dat zen. Sommigen schermen met zendo’s, rakusu’s, kolomo’s, oriyoki, tokubetsu-sesshins, shinsan-shiki ceremonies en kokusai fukyoshi. Fijn. Als je niks anders te doen hebt tenminste. En alsof we iets bijzonders te melden of te bieden hebben. Ik verklap je een geheim: hebben we niet.
Waarom doen we dan zo speciaal? Moet er persé een diepgaande, diepgravende en nog niet zomaar één-twee-drie begrijpbare diepte in zitten? In vorm of inhoud, ieder heeft zijn eigen manier om er een ding van te maken. Een soort zen-roes maakt zich meester van leerling en meester, een zen-saus overspoelt de simpele werkelijkheid en smoort hem in de kiem. Of in allesdoordringende wijsheid en compassie. Zen is niet gewoon simpel, zen is héél speciaal simpel. Komt dat zien, komt dat halen. Ik verklap je nog een geheim: er valt niks te halen, alles wat je betovert is façade.
Tenslotte nog een stukje tekst dat ik de echte genieter van ergernis niet wil onthouden. Er is natuurlijk veel meer, maar ik wil je niet bij voorbaat alle plezier van een eigen zoektocht ontnemen. Komtie:
‘“Mysterie”, trefwoord op mijn lippen, sjibboleth voor de mystieke weg, zal mijn wijze van begroeten zijn.’ Kom op. Doe normaal. Zal me een toestand geven als je zo iemand op straat tegenkomt. En over beoefening:
‘Daartoe ga ik regelmatig naar de zendo, een lege ruimte met slechts een boeddhabeeld en zwarte meditatiekussens langs de witte muren. Hier kan de wereld ongehinderd binnentreden en zonder vervorming worden beschouwd. Hier heerst de stilte opdat geluid naar waarheid klinken kan. Zazen, gemeenschappelijk beoefend, is verstilde liturgie, zonder woorden, zonder gezang, geen verkondiging, maar een homilie van onbeweeglijk zittende lichamen, onbesproken en onbespreekbaar gedrag, viering van een inspanning, een toegewijd in- en uitademen, leven en dood proevend, het denken onbedacht doordacht.’
Best een lange zin, die laatste. Ik bedoel, Hesse doet dat beter, maar die is dan ook Duitser. Maar waarom zo hoog draven en vaag praten? Mooie poëzie is het niet, dus dat zal het doel wel niet zijn. En waarom is die zendo ineens zo cruciaal? Als je de wereld alleen dáár zonder vervorming kunt beschouwen heb je toch een probleem, als zenleraar. Als ik op de wc zit heb ik ook vaak heel verlichtende momenten, waarin mijn adem één wordt met de geur van versgemaaid gras, of een andere niet te vermijden geur waarover ik hier niet verder zal uitweiden. Hee, ik word weer recalcitrant. Zou het komen omdat de operatie alweer bijna een jaar geleden is, of omdat ik weer een groepje mag doen bij ZEN onder de Dom? Of ben ik nou eenmaal zo? Ik zeg je dit: de man met het oog zie je niet. Hij draagt een spijkerbroek, beseft zijn onvermogen en leeft met de seizoenen.