De verhalen over de Boeddha zijn natuurlijk schromelijk overdreven. Takasaki Jikido heeft het in zijn boek ‘An introduction to Buddhism’ over ‘deïficatie’, vergoddelijking. En als dat al niet het geval is, dan toch tenminste verheerlijking. De Boeddha is een mens die iets ontdekt. Maar wat hij ontdekt is misschien niet zo bijzonder als de teksten ons willen doen geloven. En de Boeddha is ook niet zo bijzonder als hij in de teksten lijkt.
De vraag is of hij zichzelf al tot bovenmenselijke proporties opblaast, of dat anderen dat voor hem doen. Een combinatie is natuurlijk ook mogelijk. Hoe dan ook, geloof niet wat er staat omdat het geschreven staat maar wees een toevlucht voor jezelf, om een populaire aan de Boeddha toegeschreven uitspraak nog maar eens te herhalen.
De mythische proporties zetten zich voort in Bodhidharma, de legendarische figuur die zen (chan) van India naar China zou hebben gebracht. Dit was in werkelijkheid een veel complexer en prozaïscher proces, zoals Bernard Faure in ‘The Rhetoric of Immediacy’ concludeert op basis van veel recent historisch onderzoek.
Ook de zesde patriarch Hui Neng is, na zijn dood, flink gehyped om de suprematie van bepaalde leraren en stromingen kracht bij te zetten. Dit zijn maar een paar heel bekende voorbeelden, de lijst is eindeloos. Hagiografie was de standaard, de werkelijkheid bij voorkeur een sprookje.
Is dat nou handig, al die verheerlijking en het mateloos aandikken van het handelen van de ‘oude meesters’? Misschien wel als je je claims wilt onderbouwen en je machtsbasis wilt versterken. En natuurlijk ook als je jezelf heel goed vindt en graag wilt dat anderen dat ook geloven, voor én na je dood. Maar misschien niet als je mensen wilt inspireren. Ik doemdenk in ieder geval al snel: 'O, als ik die weg écht wil gaan, moet ik dat dus ook doen. Maar dat lukt me nooit!! Ik ben voorbestemd te mislukken!!' Maar iedereen is anders. En je hebt wat nodig is. Geloof de sprookjes van de Boeddha niet!
In een behoorlijk briljant en zeer gedegen essay, When the Saints Go Marching In, vat Stuart Lachs twee hedendaagse hagiografieën bij de horens, die van Sheng Yen en van Walter Nowick. Lachs was leerling van beide, dus weet een beetje wat er gebeurde. Hij weet bij beide levensverhalen aardig aan stoelpoten te zagen – Sheng Yen was niet de onverschrokken thuisloze bedelmonnik die middenin de koude New Yorkse winter met bedelaars in 24/7 koffiecorners sliep, maar een frêle leraar die met een dikke sjaal om bij de kachel zat. En Walter Nowick was niet de bodhisattva die met muziek wilde werken en zijn leerlingen verloor omdat ze hem niet begrepen, maar richtte zijn eigen gemeenschap ten gronde vanwege zijn hevige verliefdheid op een (getrouwde) man.
Lachs wijst ook op de verantwoordelijkheid van Tricycle en van de uitgevers van beide biografieën, die volgens hem meer markt zien voor roze zenwolken dan voor verhalen waaruit blijkt dat ‘leraren’ evengoed feilbaar zijn, net zoals jij en ik. Hij toont aan dat de teksten in een lange hagiografische traditie staan en dat de leraren in kwestie, om wat voor reden dan ook, het spel blijkbaar met volle inzet meespelen en dolgraag als heilige de geschiedenis in willen. Lachs zegt dat dit uiteindelijk schadelijk is voor de beeldvorming van zen en boeddhisme in het algemeen en van leraren in het bijzonder, en dat het een verwrongen voorbeeldfunctie tot gevolg heeft. Talloze schandalen bewijzen zijn stelling.
Misschien hebben we dus wel meer aan verhalen over leraren die mensen blijken. Misschien inspireert dat wel meer in onze eigen oefening. Ik vind Ton Lathouwers in die zin verfrissend. Zonder een nieuwe hagiografie te willen schrijven, haal ik graag een paar zinnen aan uit een artikel van hem, met de titel ‘Blinde vlek’, in het laatste Maha Karuna Bericht (2011, nummer 2):
'Het lezen van boeken en het verzamelen van teksten voor deze publicatie [een nieuw boek, over vrouwelijke religieuze symboliek en religieuze beleving van vrouwen, rs], het nadenken en het laten bezinken, de vele gesprekken erover: het heeft deze laatste twee jaar gewerkt als een eye-opener. Veel van de door vrouwen geschreven literatuur die ik las, was nieuw voor mij. En niet alleen nieuw, het was ook onthullend en confronterend. Het was de ontdekking van een blinde vlek, allereerst bij mijzelf, maar evenzeer in heel de zen-traditie zoals ik die heb leren kennen.'
[…]
'Ik moet vaststellen dat er bij mijn pogingen om de zenweg te verduidelijken zeker sprake is geweest van eenzijdigheid op dit punt. Het heeft me een ongemakkelijk gevoel gegeven. Niet dat ik nu de rijkdom, de diepte en het belang van de traditionele zenweg zoals ik die zelf heb afgelegd wil ontkennen. Dat alles blijft levensgroot overeind. Maar ik zie wel, dat hierbij die andere stem afwezig is gebleven. Die andere stem is niet beter en niet dieper, maar wel anders. En ook die andere stem dient gehoord te worden.'
[…]
'Het zal nog een lange weg zijn […] om tot echte herkenning en erkenning te komen van […]: The dharma is both female and male. […] Maar het zal ook nog een lange weg zijn voor mijzelf. Dit betekent niet, dat ik mijn eigen zenverleden ontken: dat verleden is en blijft een wezenlijk deel van mijn leven, ook al besef ik nu beter de eenzijdigheid van de formele setting. Maar naar de toekomst toe moet het een vraag blijven: wat zal dit gaan betekenen in mijn eigen leven? En wat kan dit aan bijstelling meebrengen voor mijn eigen onderricht? Het is een open einde. Maar wel met licht aan de horizon.'
Dat vind ik prachtig. Niet zozeer inhoudelijk, ik ben daar eerlijk gezegd niet zo mee bezig, vrouwelijke religieuze beleving. Maar wel als proces, in het onderkennen van de eigen eenzijdigheid, in het open staan voor ontdekken, leren, nieuwe perspectieven. Niet alwetend maar altijd zoekend, en daar open en kwetsbaar in zijn en over schrijven. Dat inspireert me mateloos, om zelf ook dieper te gaan, verder te kijken, open te blijven.
De diepte zit niet in de vermeende feilloosheid of heiligheid van je leven, laten we in godsnaam geen plastic zenhelden creëren. De diepte zit in het ontdekken van telkens nieuwe blinde vlekken, en daar licht op werpen. Ik hoop van harte dat we in de toekomst heel veel echte verhalen krijgen over echte mensen in zen. En laten we tot die tijd de epische verrichtingen van oude en moderne meesters maar innemen met een enorme zoutkorrel. Als tegengif.