Helaas heb ik geen tijd om een hele verhandeling te schrijven over Hershock en zijn benadering, maar een paar dingen stip ik graag aan.
Hershock zegt heel in het kort: verlichting is sociaal en het doel van Boeddhisme is het realiseren van onderlinge afhankelijkheid als onze oorspronkelijke natuur. In H1, p. XII van Liberating Intimacy:
‘Not surprisingly, so embracing dramatic interdependence as our original nature will occasion a radical subversion of integrity and its customary role as the cardinal value directing our inquiries into and understanding of suffering, communication, personal authenticity, and, of course, enlightenment. Eventually, it should become evident that – at least as practiced in Ch’an – Buddhist salvation is not a liberation of any individual ‘you’ or ‘me’, but rather of intimacy itself.’
Voor een antwoord op de stelling dat ‘interdependence’ onze oorspronkelijke natuur is, zie bijvoorbeeld Thanissaro Bhikku in een artikel in Tricycle.
Thanissaro Bhikku neemt in dat artikel een lange aanloop door het behandelen van een aantal Romantische denkers en door te laten zien dat het Romantische gedachtegoed wetenschappelijk is gemaakt door de westerse psychologie. Relevant is z’n analyse op pagina 3 van het online artikel:
‘Buddhist Romanticism also helps close the gate to areas of the dharma that would challenge people in their hope for an ultimate happiness based on interconnectedness. Traditional dharma calls for renunciation and sacrifice, on the grounds that all interconnectedness is essentially unstable, and any happiness based on this instability is an invitation to suffering. True happiness has to go beyond interdependence and interconnectedness to the unconditioned. In response, the Romantic argument brands these teachings as dualistic: either inessential to the religious experience or inadequate expressions of it. Thus, it concludes, they can safely be ignored. In this way, the gate closes off radical areas of the dharma designed to address levels of suffering remaining even when a sense of wholeness has been mastered.
It also closes off two groups of people who would otherwise benefit greatly from dharma practice: those who see that interconnectedness won’t end the problem of suffering and are looking for a more radical cure; and those from disillusioned and disadvantaged sectors of society, who have less invested in the continuation of modern interconnectedness and have abandoned hope for meaningful reform or happiness within the system. For both of these groups, the concepts of Buddhist Romanticism seem Pollyanna-ish and the cure it offers too facile. As a dharma gate, it’s more like a door shut in their faces.
Like so many other products of modern life, the root sources of Buddhist Romanticism have for too long remained hidden. This is why we haven’t recognized it for what it is or realized the price we pay in mistaking the part for the whole. Barring major changes in American society, Buddhist Romanticism is sure to survive. What’s needed is for more windows and doors to throw light onto the radical aspects of the dharma that Buddhist Romanticism has so far left in the dark.’
Daar is natuurlijk weer van alles over te zeggen (bv. zijn nadruk op renunciatie), maar dat kan een andere keer. In ieder geval bestrijdt Thanissaro Bhikku het feit dat onderlinge afhankelijkheid onze oorspronkelijke natuur zou zijn. Sterker nog, hij zegt dat alle onderlinge afhankelijkheid inherent instabiel is.
Hershock ontspoort waar hij de expressie / belichaming / manifestatie van ontwaken, zeg maar de sociaal-psychologische dimensie, gelijkstelt aan ontwaken / bevrijding. Ik ben zéér zeker een voorstander van het ontwikkelen van de sociale dimensie, het intermenselijke. Ik vind ook dat die in zen tot dusverre zwaar onderbelicht is gebleven. Maar het is, voor zover ik nu kan zien, niet hetzelfde als het ongeconditioneerde. Volgens mij mist hij daar iets.
Op p. XIV van Liberating Intimacy doet Hershock in 3 alinea’s het boek van Bernard Faure, The Rhetoric of Immediacy. Dat is wel erg kort door de bocht. Faure is mooi, hoewel hij tot in het vermoeiende deconstrueert. Daarna weer lekker aan de slag en gaan zitten, en gewoon spelen met standpunten. Maar het maakt wel scherp op de relativiteit van welke uitspraak dan ook, in de zen-context. In die zin prachtig, spannend en, in tegenstelling tot Liberating Intimacy, bevrijdend.
In een ander boek, Reinventing the Wheel, gaat Hershock in op de rol van moderne techniek. Die is volgens hem niet goed, want hij leidt tot onafhankelijkheid en controle. Tot zover geen nieuws sinds de Club van Rome, en zeker geen origineel standpunt van Hershock. Vervolgens poneert hij meditatie als oplossing. Een prijzenswaardig betoog voor zover hij een eind wil aan bezitsdrang en ego-gedreven activiteit, wel een beetje hippie. En meditatie als oplossing voor wat dan ook lijkt me niet zonder haken en ogen en uiteindelijk beside the point. Zen als sociale specie, liever niet. Dat is oneigenlijk gebruik en bovendien een hachelijke onderneming, mede gezien de geschiedenis.
Op p. 5 tot 7 van datzelfde boek presenteert Hershock een voorbeeld van hoe een Amerikaanse en Japanse moeder omgaan met een kind dat een bal weggooit. Een volkomen arbitrair voorbeeld waarmee Hershock de Japanse opvoeding idealiseert ten opzichte van de Amerikaanse. Ik vraag me af of je dat kunt volhouden. Japanse kinderen hebben andere neuroses, de Japanse samenleving zeker.
Hier analyseert Hershock het boek Seeing through Zen van McRae. Hij zegt goede dingen over het verschil tussen feitelijke (historische) juistheid en ‘religieuze’ waarde van zenteksten over zencommunicatie, mondo en koan, hoewel het koandiscours in de breedte (dus los van de puntige stukjes, ik bedoel hier bijvoorbeeld de Rinzairoku) volgens mij ook gezien kan worden als onderdeel van de hagiografie van een leraar en daarom naast inspiratie ook tot misleiding kan leiden. Voor mij in ieder geval wel. Het lijkt erop dat Hershock zijn ‘zen-dingetje’ aan ’t beschermen is, de warme romantiek van de ‘intimacy’.
Nog eens een willekeurige pagina van Liberating Intimacy, het boek zou beter worden tegen het eind. Hershock zegt op p. 172 over de shock-therapie van zenmeesters om leerlingen te laten doorbreken:
‘Although we lose our naiveté about the relationship of ‘self’ and practice in achieving even momentary concourse with an enlightened master, fully entering the bodhisattva life involves our being able to bring about such concourse with all beings at all times in all situations.’
In feite klopt dit – het gaat uiteindelijk om wat je doet, niet om je ‘inzicht’, wat dat ook betekent. Maar aan Hershocks betoog lijkt een ideaalbeeld ten grondslag te liggen, zowel van de ‘verlichte meester’ als van het eindresultaat van beoefening. Even verderop, op pagina 173, zegt hij:
‘We recognize that it is our own ‘selves’ which interrupt the concourse by means of which our world is transformed into the undivided Suchness of a pure Buddha-land.’
Een licht calvinistische twist (‘wij zijn schuldig en zondig, ons ‘zelf’ is slecht’) en wéér die ongebreidelde idealisering.
Zenmeesters en verlichten zijn de helden in Hershock’s sprookje. Hershock lijkt niet in staat uit dat paradigma te stappen. Daardoor schrijft hij, hoewel hij wetenschapper is, in feite niet meer dan een devotionele tekst over zenbeoefening, gebaseerd op een ideaalbeeld. Een valse start die het boek diskwalificeert, nog los van zijn benadering van onderlinge afhankelijkheid als het doel van boeddhistische beoefening en het summum van realisatie.