Normale mensen doen andere dingen hè, vlak voor iemands overlijden. Alsof ze het aanvoelen zeg maar. Jay McDaniel, de leraar Engels van Fukushima toen hij een jaar in de VS was, postte een artikel. Hij schrijft in een mail dat hij niet precies weet waarom hij de noodzaak voelde het te schrijven. Maar het is wel toevallig natuurlijk. Weer iemand anders kreeg na Fukushima Roshi’s overlijden een droom en schreef een mierzoete necrologie waaruit ik graag citeer. ‘I have my own internal Roshi-o-meter, and I felt the Roshi-o-meter register off the scale at our first meeting in Kyoto in 1995.’ Roshi-o-meter. Gètver. Bij sommigen is het onduidelijk of ze dingen doen om een ander te eren of om zichzelf lekker belangrijk te maken. Ieder zijn ding.
Ik mocht bij Fukushima langskomen toen ik al tien dagen in Japan was. Mijn geld was op en de eerste sesshin van de wintertrainingsperiode zou de volgende dag beginnen. Ik was er tot in mijn vezels op gebrand om te blijven. ‘Als ze me hier nog weg willen hebben, moeten ze me wegdragen’, dacht ik toen ik in het klooster was aangekomen. Maar Fukushima keek me aan, liet me mijn naam en adres opschrijven en zei: ‘You can stay’.
Chris was er ook, een Canadees met weinig ervaring. Hij ging door een hel. Na de sesshin vertelde hij me die mop van die neger in het urinoir die de letters ‘WE’ op zijn piemel getatoeëerd had. Ik vertel ‘m nog wel eens.
Mijn diepe dankbaarheid gaat uit naar Fukushima voor de kans die ik kreeg om als leek in zijn klooster te trainen. Het was een droom die uitkwam, hoe ellendig die soms ook bleek. Fukushima vroeg me niet om onderwerping. Alle keren dat ik ging en terugging waren vanuit een diepe innerlijke motivatie. Vreugde, ondanks alles. Zijn dokusan waren onverzettelijk en indrukwekkend.
Maar waarom dan dat ‘sukkel’ op de valreep? Heb je je hele leven keihard gewerkt en een monumentale erfenis nagelaten, eentje die ik nog voor geen fractie kan doorgronden, krijg je dat. Maar zelfs ik besef dat je moet zwijgen over datgene waarover je niet kunt praten. De belegger heeft geen invloed op de vermogensontwikkeling van zijn portefeuille, hij kan alleen naar beste vermogen beleggen, in de beperkingen van zijn eigen marktkennis en met de mogelijkheden en onmogelijkheden van de economische werkelijkheid. Na zijn overlijden blijkt in de erfenis iets cruciaals te ontbreken. De nadruk op onderwerping, een autoritaire benadering, een gebrek aan inzicht in intermenselijke interactie, het onvermogen om eigen onvermogen onder ogen te komen – het zijn grote zaken die hier mis gaan. Terwijl ik dit zeg verlies ik niet de diepe dankbaarheid uit het oog die er ook is, en niet alleen jegens hem. Voor de uitzonderlijke kans die ik kreeg en voor elke stap die ik heb mogen zetten, niet alleen met hem. En voor de vervulling die kwam, niet alleen onder zijn begeleiding. Die dankbaarheid is er voor altijd.
Maar nu. Onzekerheid, angst, geslotenheid en rigiditeit regeren. De nadruk ligt op schuld en tekort. Een enorme kans wordt gemist, het beeld doemt op van een volgende generatie die eenzijdig wordt getraind en gecoacht. Misschien gaat het hier alleen maar om een erfenis die naar beste vermogen zoekt naar de beste vorm. Dat zou te prijzen zijn. Hoewel je ook in het zoeken dingen onherstelbaar kunt vernielen, kun je daarvoor nog begrip en compassie hebben. Maar ik vrees dat er meer aan de hand is. De a priori afwijzing van alle feedback en kritiek stemt weinig hoopvol. Ongezond sektarisme lijkt zijn schaduw vooruit te werpen. Bij alle dankbaarheid en erkentelijkheid die er óók is, bij alle ‘debt of gratitude’ die nooit terug te betalen is, past hier uiteindelijk maar één gezond advies: kies je eigen pad. Voor sommigen, mogelijk velen, betekent dat geïnspireerd blijven door de erfenis. Voor mij betekent het een fundamenteel tekort onderkennen en een hoofdstuk afsluiten in onzekerheid over het vervolg van het verhaal.
Je moet zwijgen over de dingen waarover je niet kunt praten. Maar over sommige dingen waarover je kunt praten, mag je niet zwijgen.