__Artikel in BoeddhaMagazine, nummer 64, herfst 2011
Onderweg verloren
Ron Sinnige beschrijft de opkomst, de bloei en het verlies van zijn diepe vriendschap met leraar Jeff Shore.[Dat het ook weer goed kan komen, is te lezen in het artikel 'Spring maar, het komt goed', BoeddhaMagazine, zomer 2013.]
Toen de muur viel, zat ik in Ryutakuji, een plattelandsklooster een uur onder Tokyo met uitzicht op de berg Fuji. Een jaar later, in 1990, kwam Jeff Shore op de Tiltenberg. ‘To Japan for Zen?’ was de titel van de lezing die hij hield. Ik dacht het wel. Mijn ideaal was om te trainen in één van de vijf grote Rinzai zenkloosters in Kyoto. We wisselden adresgegevens uit en ik schreef. Waar trainen? Jeff was een integere, serieuze en vriendelijke man, woonde met zijn gezin in Kyoto en trainde in Tofukuji. Dat klooster, daar durfde ik blind voor te gaan.
De Japanse zenmeester had een voorliefde voor de VS omdat hij daar een jaar had gestudeerd. Het staatsburgerschap van de VS was een vrijbrief voor een ongelimiteerd verblijf in het klooster. Europa daarentegen bestond niet. Jeff bleek de blaren op zijn tong te hebben gepraat om me toegelaten te krijgen. Dat hoorde ik pas later. In oktober 1992 kwam ik aan, met een zelfgemaakte en ingebonden Nederlandse vertaling van Jeff’s essay The Body in Ch’an/Zen Buddhism voor hem.
Samen heen, samen terug De eerste tien dagen had de zenmeester geen tijd. Ik verbleef in een ryokan, een herberg, en liep met Jeff naar het klooster, ’s middags om vier uur, om mee te doen met de avondzazen. Samen heen, samen terug. We praatten over de training en over van alles. Ik kwam bij hem thuis, bij zijn vrouw en zoon, en was blij zo warm onthaald te worden waar ik mijn eigen gezin zo miste, vooral toen ik eenmaal in het klooster zat. Een dag voor de start van de novembertraining was het zover en kon ik de zenmeester ontmoeten. ‘Als ze me hier weg willen hebben, moeten ze me naar buiten slepen’, dacht ik toen ik eenmaal binnen was met bagage. De zenmeester, Fukushima, liet me m’n naam opschrijven en zei: ‘you can stay’.
Elke dag keek ik ernaar uit dat Jeff zou komen, aan het eind van de middag na zijn werk aan de universiteit. Hij was rustig, zachtmoedig, legde zijn tas met notitieblok in het lekenkamertje en fluisterde nog iets op een vraag van mij. Soms zat hij al in de zendo als ik naar binnen ging, in diepe aandacht, maar direct open als ik nog iets wilde vragen. Zoveel is vreemd in een klooster en zijn aanwezigheid inspireerde me.
Rohatsu kwam, van 1 tot 8 december. Zeven dagen zonder liggen en vrijwel zonder slaap, onmogelijk te doorstaan. De week was uitzichtloos en ik was nog niet op de helft van de drie maanden die ik zou blijven. Soms was de pijn ondragelijk en stond ik tussen twee zitperioden trillend buiten de zendo. ‘How you’re holding up?’, vroeg Jeff. ‘So far so good’, zei ik. ‘The skies are like Holland today, aren’t they?’ zei hij, en dat was genoeg. Op een ander moment zei hij: ‘This is what you came for’. En als ik klaagde over de zenuw in m’n linkerbeen die opspeelde, luisterde hij.
Door het vuur Toen het voorbij was en de hoofdmonnik onze voeten had gewassen met warm water, zei Jeff: ‘you made it’, en nodigde me uit voor een diner bij hem thuis. Er ontstond een diepe band, of misschien was die er vanaf het begin – twee handen op één buik, dezelfde ideeën over training en een volkomen vanzelfsprekende interactie. Ik ging voor hem door het vuur, hij voor mij. Hij kwam naar Nederland en ik organiseerde lezingen en weekends in Utrecht. En nam hem mee uit eten, telkens naar een beter restaurant. En ik ging naar Japan, trainde in het klooster en elke halve vrije middag die we daar kregen, meestal maar één keer in de negen dagen, zocht ik Jeff op en genoot van het samenzijn, de uitwisseling en de huiselijkheid bij zijn gezin.
Later ging Jeff ook naar Philadelphia, zijn geboortestad, en leidde daar retraites. Ik ging mee en was er, elk jaar. Kyoto, Utrecht, Philadelphia. E-mail was intussen gemeengoed, dus dat vergemakkelijkte de correspondentie. We onderhielden zeer intensief contact.
De belangstelling voor Jeff’s activiteiten in Nederland groeide. Na een aantal jaren besloten we om de retraites landelijk te organiseren, in Steyl. Ook dat nam ik op me, samen met een aantal anderen. Op het hoogtepunt zaten we met zestig mensen uit zes landen. Ik pakte de vertaling op van Jeff’s lezingen, voor een boek. We maakten video’s voor Youtube, en als de ene retraite voorbij was begonnen we met het plannen van de volgende.
Overdracht De gezondheid van de zenmeester ging achteruit en Jeff kreeg in 2005 een provisorische overdracht. Fukushima nodigde de westerlingen uit voor een lunch na Rohatsu en zei dat we Jeff moesten volgen, mocht hemzelf iets overkomen. En dat hij gerust kon zijn nu hij dat had gezegd. Voor zover dat kon was ik blij – natuurlijk gunde ik Fukushima alle gezondheid en een lang leven, maar tegelijk, wat geweldig dat ik de training die ik onder hem was begonnen, zou kunnen voortzetten met Jeff! Wat prachtig dat die lijn zou doorlopen, en dat ik Jeff zo volledig vertrouw en zo’n sterke band met hem heb! Want zoveel was duidelijk, dit was voor altijd.
In 2006 had Jeff tijd – hij kreeg van zijn werk een sabattical van een jaar. We gingen samen op vakantie, naar een mooie plek in de Ardennen – ik regelde en trakteerde. We zaten, namen koan door – ik kon nog steeds niet met volle overtuiging antwoorden – en dronken Belgisch bier.
Haarscheurtjes Waar de haarscheurtjes begonnen, weet ik niet. Een paar maanden later stuurde Jeff een verslag van zijn sabattical naar me op, ter beoordeling. Het was een lange lijst met bezochte plaatsen en namen van mensen. Ik spoorde hem aan meer vanuit z’n hart te schrijven, en minder vanuit feitelijkheden. Ook was ik kritisch over een passage over volle lotus.
Mijn scheiding, eind 2007, slokte me op. Twee verhuizingen dicht op elkaar, in een spannende en emotionele tijd. Jeff leek dit maar moeilijk te kunnen begrijpen en drukte op vaart in zijn vertalingen.
Maar de retraites gingen als vanouds. Die van begin 2008 was voor mij bijzonder waardevol. Onder Jeff’s begeleiding viel er een last van m’n schouders die ik al een hele tijd meetorste. Diepe dankbaarheid. Rond dezelfde tijd zal Jeff zijn uiteindelijke overdracht hebben gekregen van de zenmeester, zijn inka shomei. Hij liep er niet mee te koop.
De vertaling kwam af, met hulp van een vriend. Van zijn universiteit kreeg Jeff een beurs voor het boek. We besloten daarmee een Engelse versie uit te geven, in eigen beheer. Toen ik net voor de tweede keer was verhuisd werd er een pallet met dozen boeken bezorgd. Being without self. Intussen de retraite in Philadelphia. Ik ging ook de distributie van de boeken doen, verstuurde boeken over de hele wereld maar bleek in alle verhuisdrukte één set boeken te zijn vergeten.
Dat bleek een halszaak. Ik kreeg de wind van voren. Een kennelijke poging tot nietsontziende compassie, maar dit leek geen educatieve boosheid meer, dit kwam bij mij aan als harde persoonlijke woede.
Weggeslagen En daar barstte iets. Hier begon mijn diepe twijfel aan de zenweg. Als Jeff net overdracht heeft gekregen van onze Japanse zenmeester, wat is het dan waarin hij nu meester zou zijn? Als 35 jaar intensieve zenbeoefening hier toe leidt, waar ben ik dan in godshemelsnaam mee bezig? Hier is iets fundamenteel mis. Ik bleef zitten, elke dag, maar de bodem was weggeslagen.
In dezelfde periode bracht psychotherapie me in aanraking met een heel ander perspectief en met een dimensie die ik in alle 25 jaar zenbeoefening niet had kunnen blootleggen. Terwijl dat hard nodig was. Mijn hele wereld stond totaal op z’n kop. Niks was meer waar. Al mijn zen idealen bleken luchtkastelen.
Het contact met Jeff bleef, maar bleef moeizaam. In e-mails probeerde ik weer verbinding te vinden, maar meestal strandde die, lost in translation. Meer misverstanden en onbegrip volgden. Jeff wilde dat ik ‘niet met hem, maar onder hem zou trainen’. De vriendschap die we hadden kon volgens hem niet blijven bestaan, nu was hij leraar. De eenzijdigheid van zen, die ik door psychotherapie ontdekte, was volgens Jeff mijn eigen fout, te wijten aan eenzijdige gerichtheid in m’n training. Ik ontken niet, maar er zitten meerdere aspecten aan het verhaal, helaas ook in de traditie. Toen ik hoorde dat ik een hartoperatie moest ondergaan en hem dat schreef, zei hij enkel: ‘do take care’, en later, toen ik hem in Nederland kort ontmoette: ‘Ik had je toch gezegd dat je je medisch moest laten onderzoeken.’ Ik snapte totaal niet meer waar hij vandaan kwam. Hij wees hard op mijn tekortkomingen, maar leek zelf moeilijk kritiek te kunnen verdragen. Ook niet van anderen, ik hoorde vanuit de VS gelijksoortige berichten. Had de overdracht zo’n vernietigende uitwerking op zijn menselijkheid? Of was hij altijd al zo maar werd dat nu pas manifest voor mij? Wat er ook aan de hand was, Jeff was niet langer een baken op mijn weg, alle vanzelfsprekendheid was verdwenen.
Het is niet meer goed gekomen. Er zijn nog toenaderingspogingen geweest, maar die zijn op niets uitgelopen. Daar heb ik ongelofelijk mee geworsteld, drie jaar lang, en ik heb er veel verdriet van gehad. Ik kon het niet begrijpen.
De tunnel uit Ik zie nu een totaal andere Jeff dan de man die ik twintig jaar geleden ontmoette op de Tiltenberg, een rustige, bescheiden man met een toewijding aan de training, iemand die ik op een natuurlijke manier volledig vertrouwde. Hij komt nu op mij over als iemand die dogmatisch en star kan zijn en met zichzelf lijkt te worstelen. Met nog steeds een ongelofelijke toewijding aan de training, zeker.
Ik ben een heel speciale, bijzondere vriend onderweg verloren. Met veel vertwijfeling, verbijstering en pijn. Tegelijk ben ik allerlei beelden en ideeën over zen en mijn levensdoel volkomen kwijtgeraakt. Dat heeft uiteindelijk ook veel goeds gebracht. Na de totale crisis zonder enig houvast, komen nieuwe mogelijkheden en perspectieven als vanzelf en inspireren opnieuw mateloos. Ik kruip aan de andere kant van de tunnel naar buiten en ben weer als een beginner op zoek. En laat ik snel zijn te zeggen dat dit mijn persoonlijke perspectief is. Jeff inspireert nog steeds velen. Laat dat zo blijven. [Lees het vervolg in'Spring maar, het komt goed']
Ron Sinnige beoefent zen sinds 1983 en traint met Ton Lathouwers. Hij heeft drie kinderen. Hij houdt een weblog bij over zen en aanverwante zaken op www.ronsinnige.nl.