Interview in Kwartaalblad Boeddhisme, jaargang 5, nummer 2, winter 2000
Zenbegeleider Ron Sinnige:
‘Zazen is geen vlucht uit de realiteit, maar de confrontatie ermee’
door Paul Bataille*
Ron Sinnige (33) zoekt naar de essentie van zentraining. Voor minder doet hij het niet. Hij schrikt er niet voor terug tijdens door hem georganiseerde zendagen bewegende zitters met een ferme klap op de vloer te wijzen op hun gebrekkige concentratie. Of om voor zuchtende en steunende zitters praatjes te houden met bloedige verhalen over monniken die in hun streven naar verlichting armen of benen opofferden. En hij is wars van al te veel gepsychologiseer over wat de ervaringen van zitters tijdens het zitten zouden kunnen betekenen. Na een lange zoektocht in Nederland en Europa vond hij in Japan eindelijk het soort training dat hem aansprak. “Want ik ben een aantal zenleraren tegengekomen die, hoe waardevol het ook is wat ze doen, wat mij betreft de essentie net missen”, aldus Ron.
In 1995 richtte hij ZEN onder de Dom op. Niet om te laten zien hoe het dan wél moet, maar gewoon omdat hij samen met andere gemotiveerde mensen wilde zitten. Inmiddels traint hij in Utrecht op twee tot drie avonden in de week met groepjes beginners en gevorderden. Ook organiseert hij regelmatig dagen met Ton Lathouwers en sesshins (meerdaagse intensieve zentrainingen) en lezingen met Jeff Shore.
Wat al dat zitten Ron vooral opgeleverd heeft, is dat hij ontdekt heeft dat bier drinken en vrijen de leukste dingen zijn om te doen, zegt hij lachend op het eind van ons gesprek. Voor sommige Zen-adepten misschien schokkend, voor aardig wat gewone mensen misschien een open deur. Maar voor Ron bijzonder. Want twee jaar na zijn kennismaking met zen en yoga, in het begin van zijn studententijd - die vele anderen voornamelijk aan bier drinken en vrijen wijdden -, legde hij zichzelf een fanatieke discipline op. ‘Ik had een sterke ervaring gehad en dat wilde ik vasthouden en uitbouwen, vooral via heel extreme zintuiglijke aandacht voor wat ik aan het doen was. Ik weigerde te praten tijdens het eten, at weinig en legde mezelf een strak levensritme op. Er kwam wel eens een vriend op bezoek, maar die moest om tien uur de deur uit omdat ik om vijf uur opstond om eerst twee uur te trainen.’
-Lomp en eigenwijs- Tussen ’85 en ’89 deed hij verschillende sesshins van een week of een maand en trainde wekelijks in groepen. Maar hij vond er zelden wat hij zocht: ‘Misschien ook omdat ik op zoek was naar de beste zenmeester en het zwaarste regime van de wereld. Pas in Japan vond ik de radicaliteit die ik wilde. Toen ik in ’89 voor het eerst zeven weken in een Japans klooster meedraaide dacht ik: dit komt aardig in de buurt. Ik had het loodzwaar, vond het vreselijk. Ik kende de kloostermanieren niet en vond mezelf lomp, eigenwijs en onbehouwen. Maar ik zat op de goede weg. En toen ik twee jaar later de oprijlaan van het Tofukuji-klooster in Kyoto opkwam, wist ik: hier kan ik mijn bagage neerleggen, letterlijk en figuurlijk.’ Hij was er binnengekomen op voorspraak van Jeff Shore van de FAS-society, hoogleraar aan de Boeddhistische Hanazono Universiteit in Kyoto, die er zelf ook trainde. Maar later, toen hij er drie maanden aaneengesloten verbleef, merkte Ron dat hij teveel heimwee naar gezelligheid en vooral naar zijn dochter had, om langer in Japan te blijven. ‘De striktheid van de training, de dokusan (persoonlijk onderhoud) met zenmeester Fukushima en de koantraining spraken me enorm aan, maar tegelijkertijd was het een vreselijke tijd.’
-Goede instelling- Al ging en gaat Ron regelmatig voor enige tijd naar Japan, een kloostercarrière was voor hem niet weggelegd. Maar elders had hij geen blijvend bevredigende zengroep gevonden. Waar mankeerde het dan aan? ‘Soms wordt zen gepresenteerd als middel om iets te bereiken, verkocht als product. Dat je van zen rustiger wordt, beter tegen tegenslagen kan en zo, tja, dat is mooi meegenomen, als het al zo is. Maar daar gaat het niet om. En het gaat ook niet om lekker zitten en op die manier ontspannen raken. Wie lekker wil zitten, heeft wat mij betreft niet de goede instelling om tot de kern te komen.’ Waar gaat het dan wél om? ‘Om het realiseren van jezelf, precies zoals je bent. Of je nou ontspannen of gespannen bent, of je nou lekker zit of bijna doodgaat van de pijn. Het gaat om de vraag wat er aan de basis van jezelf ligt.’
Ron is kritisch over de verschillende zenleraren die hij op zijn queeste tegenkwam: ‘Je moet het zelf uitzoeken, het zelf in iemand zien. Niemand anders kan je vertellen wie een goede leraar voor je is en wie niet. Ik ken er weinig aan wie ik mijn 'zenziel' zou toevertrouwen. Soms vond ik dat een leraar wat te mechanisch bezig was of meende ik te merken dat hij toch wel erg graag had dat mensen tegen hem opkeken. Zenleraren matigen zich soms van alles aan. Van de zenleraren die ik heel goed ken, zou ik bijna alleen voor Jeff Shore en voor Fukushima Roshi mijn hand in het vuur durven steken als het om zenrealisatie gaat.’
Daar komt bij dat Ron voor sommigen een wat fanatieke inslag heeft. ‘Ik streef in ieder geval wel een ideaal na voor wat betreft zentraining. En daarin is Japan toch een ijkpunt voor mij. Ik bedoel: als je na een sesshin van vier dagen het gevoel hebt dat je graag nog een paar dagen door zou gaan, is dat volgens mij precies de reden waarom die inspanning nog niet ver genoeg gaat. Als jij in Japan een maand in het klooster hebt gezeten, wil je niks liever dan naar huis gaan, naar je vrouw en je kind en uitjanken. Dat hoeft niet per se, maar het merendeel van de Europese zen is vakantie. Zazen moet een bepaalde mate van confrontatie hebben, het moet geen comfortabele vlucht zijn uit de harde dagelijkse realiteit. Het gaat er juist om die realiteit te zien voor wat hij is.’
-Kappen nou!- Niet voor niets wil hij nog wel eens ingrijpen als zitters naar zijn mening onvoldoende blijk geven van inzet. ‘Ik hecht aan stilzitten. Tja, als iemand vreselijk pijn heeft en hij wil dat niet verdragen - want dat is soms meer een kwestie van willen dan van kunnen - en hij verlegt zijn been... Vooruit dan maar. Ik zou dat zelf niet zo snel doen en doorzitten tot ik bijna flauw val. Maar mensen moeten niet aan hun kont gaan zitten krabben, of hun schouders gaan rollen of zich gaan zitten uitrekken. Dat vind ik niet goed. Dan denk ik: kappen nou! Niet alleen omdat je anderen dan individueel hindert - hun concentratie is natuurlijk hun eigen pakkie an. Maar vooral omdat je er de messcherpe spanning van het gezamenlijke zitten mee verstoort. En het betekent ook dat je zelf niet serieus bezig bent. Waarom kom je dan?’
‘Natuurlijk moet je mensen respecteren en moet hun motivatie uit henzelf komen. Maar ik heb er geen problemen mee ze daarbij een beetje te stimuleren. Dat kan heel adequaat zijn. En ik zit dan heus geen zenmeestertje te spelen. Ik matig me er niks mee aan. Het is in Japan ook niet de zenmeester die soms vermanend optreedt, maar degene die de verantwoordelijkheid heeft over de zendo. Ik geef toe: ik heb een radicale achtergrond, ik ben wel eens wat te ver gegaan in wat ik zei tijdens een Zendag. Ik vind de goede manieren nog wel.’
-exotische troep- De zuiverheid van zitten binnen een zazen-groep of tijdens een sesshin heeft volgens Ron weinig te maken met de rituelen: ‘Welke rituelen je wel en niet volgt, heeft vooral met smaak te maken. Ik ben er een voorstander van om zo weinig mogelijk exotische troep binnen te halen. Als iemand met een zwarte jurk komt trainen of een Japanse of Sanskriet naam draagt, dan denk ik: doe effe normaal. Wat voegt dat toe? Soetra’s reciteren vind ik wel oké, maar al te veel kopiëren van de vormen uit het oosten vind ik niet zinvol. Het is nogal arbitrair waar je de scheiding legt. Wij buigen wel na het zitten en voor en na de kinhin, maar verder is er nauwelijks ceremonieel.’
‘Ik denk wel dat het goed is dat je duidelijke afspraken maakt over de rituelen, dan voelt iedereen zich het prettigst. Zo lang je die afspraken maar geen lading meegeeft van: zo moet het en niet anders. Daar komt bij: het heeft wel wat als dat naakte zitten niet al te zeer gedragen wordt door toneel, door cermonieel met buigen, bewegingen, altaar, soetra’s en wierook. Ik zou trouwens niet weten hoe je het ceremonieel op een Europese manier moet doen en ik wil het niet exact van het Japanse kopiëren. Ik leg ook niet op alle slakken zout, ik ben echt niet de hele tijd bezig met hoe mensen zich in de zendo gedragen. Het gaat om de intensiteit van het zitten, om de gerichtheid. Ik zeg alleen wat van dingen die ik echt storend vind. Bijvoorbeeld als mensen hele kletsgesprekken gaan voeren tijdens het eten, of meteen na het zitten volledig uitzakken tegen de muur. Ik erger me er niet zozeer aan, maar wil wel iemand op een gebrek aan bewustzijn attenderen.’
-zonder pretenties- Ron is in ’95 niet met Zen onder de Dom begonnen omdat hij mensen van alles mee wil geven of ze tot wat dan ook wil bekeren. ‘Nee, ik ben ermee begonnen omdat zentraining mijn hart gestolen heeft en ik niks liever doe dan met een groepje mensen samen zitten. Maar op onze eerste introductiemiddag kwamen gelijk vijftig man af. Die wilden we niet wegsturen en we maakten twee groepen. Toen kreeg ik de smaak wel te pakken. Ik merkte dat ik best wat kon vertellen en vragen van mensen kon beantwoorden, al had ik me daar in eerste instantie helemaal niet op ingesteld. En ik wilde een zengroep neerzetten die niet te veel kostte, die geen pretenties had en waar men vooral gewoon maar ging zitten. Ik ben er niet heel bewust mee bezig hoe ik beginners enthousiast kan maken. Ik ben er gewoon, ik vertel wat ik denk dat relevant is en dat is het. Ik denk nog steeds dat ik eigenlijk niets bijzonders te bieden heb. Ik weet ook niet wat voor stijl ik heb. Heb ik eigenlijk wel een stijl?’
Feedback op zijn leiderschap van Zen onder de Dom heeft hij niet echt georganiseerd. ‘Ik ben blij dat Jeff Shore een vriend van me is. Met hem praat ik wel eens over hoe ik het doe. En met mijn vrouw, zij is ook een goed klankbord. Zij haalt de spatjes er wel van af en is niet zo snel onder de indruk. En ik hoef gelukkig niks op te houden, ik pretendeer niet een zenleraar of een leider te zijn. Ik kan geen zenrealisatie autoriseren. Ik zeg wat ik te zeggen heb van waar ik op dat moment sta, zonder opsmuk. En dat gaat me steeds beter af. Je zou kunnen zeggen dat ik maar wat doe, ja. Ik ben van mezelf ook niet zo gevoelig. Maar ik voel wel de verantwoordelijkheid om zuiver te zijn, om niet te mystificeren. En ik geef ook aan waar het voor mij stopt, ik zeg het als ik niet weet wat ik met iemands vraag aan moet. En als het niets met zen te maken heeft, ga ik er vaak niet echt op in. Tegelijkertijd probeer ik mensen niet met een kluitje in het riet te sturen. Maar als je mocht denken dat ik 's nachts wakker lig van wat ik tijdens de bijeenkomsten gezegd en gedaan heb: dat is absoluut niet zo.’
-het midden vinden- Ron leidt Zen onder de Dom naast een bijna fulltime baan. Hij heeft wel een tijdje gedacht er een deel van zijn brood mee te verdienen, maar dat bleek hem niet te liggen. ‘Ik wil zen niet zo brengen dat zo veel mogelijk mensen er iets in zien’, zegt hij. Zeker nu hij midden in een verhuizing zit en binnenkort opnieuw vader wordt, vindt hij het soms wel erg veel allemaal. ‘Maar stoppen met Zen onder de Dom, nee. Ergens is het mijn leven, ik zou er niet zo maar mee op kunnen houden.’ Hij kijkt tegelijk blij en verdrietig, denkt even na en zegt dan: ‘Je moet zentraining niet te centraal stellen, dat is niet gezond, dan werkt het niet meer. Je moet ook gewoon leven. Maar je moet het anderzijds wel serieus nemen. Het is goed dat die spanning er is, dat je daar elke keer opnieuw weer een midden in moet vinden.’ Hij is in ieder geval blij met de inspiratie die hij opdoet in de groepen. ‘Alleen maar met vijven op een zoldertje zitten is het ook niet. Er ontstaat dynamiek en energie doordat je steeds met nieuwe groepen begint. Het geeft voldoening om mensen in te leiden in zen.’
-om jezelf lachen- ‘Maar evengoed vind ik het nog steeds vaak moeilijk om tot de wortel, tot de kern te komen’, vervolgt hij. ‘Ik heb mezelf wel eens voor de gek gehouden door te denken: ik heb zo veel koans doorgeworsteld, ik ben er dan misschien nog niet helemaal, maar toch een aardig eind. Dat is uiteindelijk onzin. Je kunt jezelf niet afmeten langs een schaal. Dat is ook wel prettig: als je dat niet doet, wordt je een stuk bescheidener en je kunt meer relativeren en om jezelf lachen. Natuurlijk heb ik een bepaalde diepte in mijn praktijk. Maar ik heb niet het fundament dat mensen als Jeff Shore en Ton Lathouwers hebben. Als ik Ton hoor praten met dat gemak en die overtuiging, dan weet ik: ik heb nog een lange weg te gaan. Het is goed dat die mensen er zijn. Daardoor kom je met beide benen op de grond. Tja, en verlichting is een moerassig begrip. Volgens mij streeft ieder mens ieder moment van de dag naar religieuze vervulling, op wat voor manier dan ook. Of hij het nou weet of niet.’
*Paul Bataille is zelfstandig tekstschrijver en traint sinds ongeveer anderhalf jaar bij Zen onder de Dom