Een jaar toch een beetje survivallen, met nog wat paniek in de staart, vlak na de zomer dacht ik dat het een tweede keer mis was, dat m’n hart weer lekte, maar dat bleek mee te vallen. Nu dus gewoon rustig wachten op de eerste incontinentieverschijnselen, voor die tijd hou ik het maar even droog.
Pas nu, na dit eerste jaar raften en abseilen, kijk ik met wat meer afstand terug en komen dingen daardoor dichterbij. De Donau verbreedt zich, forellen spartelen rond in het nog groenblauwe water. Alle tijd om even achterom te kijken, naar steile watervallen en woeste bergbeken.
Het klinkt misschien cru, en ik wens het niemand toe, maar ik gun het iedereen, een open hartoperatie. Dit is extra leven, dit is overtijd. Als ik een paar decennia eerder had geleefd, of een paar duizend kilometer verderop, was het anders afgelopen. Niet dat ik me dat de hele dag loop te bedenken, integendeel. Maar het is een zacht besef op de achtergrond. Net genoeg om de dag te laten glanzen in een speciaal licht, elke dag weer. Om blij te zijn met het kleine. Om rust en relativering te vinden en te zien wat echt belangrijk is, in die nanoseconde die ons leven eigenlijk maar is.
Dat is een bijzonder geschenk, en dat krijg je er gratis bij, bij een nieuwe hartklep. Een straal zonlicht valt door het open operatiekamerraam naar binnen, recht in je hart. Op de thoraxfoto’s is duidelijk een lichte vlek te zien. En je mag naar huis, want alles is goed. En je gaat, met de zon in je hart, scoren in de verlenging.